Toen keek hij naar Florentino Ariza, diens onoverwinnelijke autoriteit, diens onverschrokken liefde, en hij schrok van het late vermoeden dat het eerder het leven is dan de dood dat geen grenzen heeft.
"En tot wanneer denkt u dat wij kunnen doorgaan met dit verdomde heen en weer varen?"vroeg hij hem. Florentino Arizo had het antwoord al drieënvijftig jaar, zeven maanden en elf dagen en nachten klaar. "Ons leven lang,"zei hij
In het magische land van Gabriel Garcia Marquez komen liefdes na een half eeuw van omzwervingen eindelijk bij elkaar op een schip dat niet meer aan land mag door de cholera, wacht een kolonel vergeefs op post, regent het nachtenlang gele bloesem en zoeken oude mannen troost bij liefdevolle hoeren. Beelden buitelen over elkaar, lange zinnen betoveren je geest en nemen je mee naar het land van Aracataca.
Graag ging de meesterverteller langs bij zijn vriend Fidel Castro op Cuba om over literatuur en politiek te praten. Samen delen ze hun liefde voor kreeften, garnalen, oesters; zeefruit. Wat begon als een discussie over de situatie in Angola eindigde met een gesprek over hoe je kreeft het beste klaar klaar kan maken. En ze spraken er niet alleen over, samen verorberde ze schalen vol; als ode aan de zee. Een Cubaanse kok, die vaak voor hun maaltijden bereiden, beschrijft in zijn kookboek recepten die op hun zijn geïnspireerd: schildpaddensoep voor Castro en kreeft voor Gabo.
Marquez vond dat je kreeften en garnalen niet moest koken. Liever stopt hij ze in de oven of grilt hij ze. Beetje boter, knoflook en citroen en verder niets meer aan doen. Beetje pasta koken wellicht, omdat Fidel daar zo van houdt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten