Het land is gehuld in een wolk vol regen. Zullen we de haven bereiken van het eiland van de verbeelding dat in het zonlicht haar duinen met helmgras toont terwijl een Japanse piano speelt, waar je fietst langs ijsberen, opkomend zaad, zwevende fakirs en je in één keer slaagt voor je rijexamen met een botsauto?
We ontsnappen aan het grijs van de werkelijkheid en snuiven, tegen de wind in, de zeelucht op. Charlie de meeuw tikt al ongeduldig op het raam: Waar blijven jullie toch?
Twee oude kabouters lachen in het bos hun eenzaamheid weg, terwijl de goegemeente zich wendt tot de Grote Grutto van stro en stront. Wij eten ondertussen zelf geplukte aardbeien en bespieden de echte grutto's vanaf de Passage op de dijk.
Cello's in het zand spelen met materialisme. Terwijl de pizzakoerier keer op keer ontploft voor het, de hongerige bestrijders van Troje, kan bereiken. De lamlendigheid van de oorlog wordt opgezweept door de beat van de Brandaris en de ritmes van de jaren negentig.
De natuur trekt zich nergens wat van aan en de jonge duinaanplant op het strand vormt een schilderij. Een ideaal dorp verschijnt, maar als alle wensen worden vervuld, wens je bijna een zondvloed.